Werken op de Stadspoli Leeuwarden –dermatoloog Nynke Molders.

Nynke: ‘Het is donderdagochtend 8:15 uur. Ik loop met mijn speciaal ingerichte stadspoli rugzakje vanaf de polikliniek dermatologie naar de stadspoli op de begane grond naast de SEH van het MCL. Ik begroet mijn collega achter de ontvangstbalie, pak mijn batch met mijn naam erop, klik deze op mijn blouse en loop naar mijn spreekkamer. Daar log ik in op de stadspoli laptop en kijk naar mijn spreekuur. “Mooi, weer een goed gevulde poli met diverse problematiek”. Vervolgens pak ik mijn rugzakje uit: folders, website kaartjes, een turflijstje (waar ik kan noteren welke diagnosen er voorbij komen deze ochtend) en niet te vergeten mijn dermatoscoop, want zonder dit diagnosticum ben ik nergens.’

Zorgen van de patiënt
Nynke roept de eerste patiënt binnen. Een patiënt met een bultje op de neus waarvan de huisarts vermoedt dat het benigne is. Nienke: ‘Echter, patiënt geeft aan zich zorgen te maken “want de broer van haar moeder had onlangs huidkanker en dat zag er ook zo uit”. Ik stel haar enkele vragen en kijk naar het plekje. Het ziet er inderdaad onschuldig uit, maar om nog meer zekerheid te krijgen pak ik mijn dermatoscoop. “Mevrouw, dit is absoluut geen plek om u zorgen over te maken. Het is een goedaardige moedervlek, ook wel dermale naevus genoemd”. Ik leg haar uit dat er verschillende soorten goedaardige moedervlekken zijn en dat huidkleurige dermale naevi in het gelaat vaak voorkomen. Ook vertel ik haar dat het begrijpelijk is dat zij dacht aan huidkanker. Een nodulair basaalcelcarcinoom kan er namelijk ook zo uit zien. Vervolgens heb ik haar nog enkele plaatjes laten zien van goedaardige moedervlekken, basaalcelcarcinomen en ook van melanomen.

Nog even verder kijken
Bij het zien van de plaatjes geeft ze aan toch ook plekken op de rug te hebben. Of ik daar dan niet ook nog even naar kan kijken? “Tuurlijk mevrouw, ik kijk u wel helemaal na”. Ik ben het nu eenmaal gewend op de stadspoli dat patiënten bij nader inzien toch liever hebben dat ik de hele huid nakijk i.p.v. dat ene plekje waarvoor ze verwezen zijn. En terecht, dat zou ik ook doen. Het consult gaat immers niet van je eigen risico af, dus grijp nu je kans gebruik te maken van de expertise van een medisch specialist. Ik kan mevrouw geruststellen, geen enkele plek op haar lichaam is verdacht. Ze kleedt zich aan, doet de folders in haar tas en geeft mij een “corona groet”. Bij het verlaten van de kamer zegt ze “wat fijn dat dit zo kan op deze manier, ontzettend bedankt voor uw uitleg, ik ben helemaal gerustgesteld”. Weer een tevreden patiënt, daar doe je het voor. Ik ga achter mijn laptop zitten, open het stadspoli sjabloon en vul alles in. Ik teken het bezoek en stuur direct een brief naar de huisarts. Ik pak mijn turflijstje en zet alweer een vinkje bij “benigne naevi/huidtumoren”.

Twijfel bij de huisarts

De volgende patiënt zit ook al in de wachtkamer. Nynke: ‘Hij heeft eczeem, althans dat is de werkdiagnose van de huisarts, maar er is twijfel zie ik in de verwijsbrief. En inderdaad, het is geen eczeem, maar een dermatomycose. “Meneer, het is een schimmelinfectie van de huid, dus geen eczeem. Maakt u zich geen zorgen, met een simpele behandeling gaat dit als sneeuw voor de zon weer weg”. De patiënt kleedt zich aan, ondertussen vul ik het sjabloon in en vertel ik de patiënt dat ik het behandeladvies naar de huisarts stuur. “Maar krijg ik dan geen recept dan”.  Ik leg uit dat de stadspoli opgezet is om de huisarts een advies te geven over het te voeren beleid en dat recepten en/of behandelingen via de eigen huisarts gaan. Ik geef aan dat ik vandaag de huisarts nog een brief stuur en dat de patiënt het beste in de loop van volgende week de huisarts kan bellen voor het recept. Hij zegt: “Dat is goed, ik ben blij dat ik nu zeker weet wat het is en dat het goed te behandelen is”. Ik ga weer achter mijn laptop en stuur de huisarts een brief.’

Diverse ochtend
In de ochtend had Nynke nog vijf patiënten. Twee patiënten met een goedaardige moedervlek, één dame met een aktinische keratose, één oudere man met een basaalcelcarcinoom en één jonge vent met een atypisch huidbeeld. Bij deze laatste patiënt heeft Nynke het advies gegeven om toch een poliklinische verwijzing te sturen. Nynke: ‘Kortom, van de zeven patiënten zijn er maar liefst zes die uiteindelijk niet regulier verwezen hoeven te worden. Een mooi score zou ik zeggen. Ik denk dat we erg tevreden mogen zijn over hetgeen we nu bereikt hebben met de stadspoli. En het kan alleen maar beter worden: met meer verwijzingen, uitbreiding van verwijsindicaties, meer deelnemende vakgroepen en uiteindelijk een eigen plekje buiten het ziekenhuis.’